Pagina's

donderdag 1 december 2011

Flying Pins Eindhoven

De ‘Flying Pins’ is een kunstwerk dat bij elke student en medewerker aan de Technische Universiteit Eindhoven wel bekend is. De gele kegels aan de Kennedylaan zijn niet te missen. Dit kunstwerk is op 31 mei 2000 onthuld naar een ontwerp van Claes Oldenbrug en Coosje van Bruggen. Het kunstwerk betreft tien kegels die geraakt zijn door een bowlingbal. In de navolgende analyse wordt geprobeerd uiteen te zetten waarom voor er voor deze objecten is gekozen op deze specifieke locatie, waarom het kunstwerk in deze compositie is geplaatst en wat de reden is van de felgele kleuren.
Concept
Het kunstwerk is een locatiegebonden object. De kunstenaars zagen de John F. Kennedylaan als een soort bowlingbaan en wilden dit uitbeelden door er echte kegels te plaatsen. Dit hebben ze gedaan op de plek die zei als eindpunt zagen van de Kennedylaan. Hieronder is dit schematisch weergegeven. Naast dat het kunstwerk specifiek op de Kennedylaan is gericht, is het ook verbonden met de stad Eindhoven als geheel. Eindhoven is ontstaan uit vijf dorpen die naar elkaar toe zijn gegroeid en nu nog steeds stadsdelen vormen. De bowlingbal stelt het hart van deze samengegroeide dorpen voor en de kegels de dorpen zelf die om een centrum heen gesitueerd zijn.
Compositie
De afbeelding hieronder geeft een typisch beeld weer van de opstelling van kegels op een bowlingbaan. De kegels staan gerangschikt in een driehoek, allemaal even ver van elkaar verwijderd. De grijze lijnen geven dit strakke patroon weer. Het kunstwerk is echter helemaal niet zo geordend. De kegels zijn op dezelfde manier verbonden door grijze lijnen als bij de afbeelding die erboven staat. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat het kunstwerk erg chaotisch is, van de driehoek is niets meer terug te zien. Door een aantal kegels op elkaar te stapelen of juist half in de grond te plaatsen ontstaat er een gedifferentieerd beeld en krijgt het kunstwerk verschillende lagen. Deze twee zaken zorgen ervoor dat het beeld een opvallend karakter heeft, het ziet er surreƫel uit.

Dynamiek
De dynamiek is erg belangrijk bij dit kunstwerk. Of beter gezegd, de indruk wekken van een dynamisch object. De afbeelding hieronder geeft de beweging weer die het kunstwerk uitbeeldt. De bowlingbal heeft de kegels net geraakt waardoor ze in verschillende richtingen uiteen bewegen. Wanneer je het beeld vluchtig bekijkt in het voorbijgaan valt het misschien niet zo heel erg op, maar wanneer je aandachtig naar de compositie van het kunstwerk kijkt, merk je al snel de beweging die het in zich heeft. Het is een momentopname van een beweging. Hierdoor valt het kunstwerk ook extra op in zijn omgeving. Aan drie kanten razen auto’s de hele dag door, het kunstwerk staat in het midden, alsof de tijd alleen op die ene plek stil staat.
 
Kleur
De kleur van het kunstwerk is een heel gedurfde keuze. Maar heeft dat ook goed uitgepakt? Uit de analyse van de compositie en dynamiek is al gebleken dat het kunstwerk in het oog springt. Met een weinig contrasterende kleur zou het kunstwerk wegvallen tegen de achtergrond. Door juist een sterk contrast aan te gaan met de omgeving valt het kunstwerk erg op ondanks zijn drukke omgeving. Hieronder zijn een aantal varianten te zien. De gele variant valt direct op. De kleur geel komt niet veel voor in de omgeving en contrasteert daardoor met de groene omgeving en de blauwe lucht. De kleur rood zou ook nog een mogelijkheid zijn, het contrast met de omgeving is ongeveer net zo groot, maar geel springt er meer uit met het groene gras en de groene bomen op de achtergrond. De kunstenaars hebben de kegels de kleur geel gegeven om te refereren aan de vele narcissen die naast de Kennedylaan bloeien. 

Architectuur

Een aantal foto's van het Kolumba museum en de Domtoren in Keulen. Meer foto's zijn te zien op razzi.
Domtoren Keulen
Kolumba museum Zumthor
Kolumba museum Zumthor

Portrettekenen

De laatste 4 of 5 jaar ben ik me gaan verdiepen in het tekenen van portretten. Daarbij kwam ik erachter dat talent minder belangrijk is dan gewoon hard werken. Veel tekeningen maken, veel composities oefenen. Veel mensen zullen het al snel opgeven als ze het resultaat van een eerste tekening zien. Ik vraag me nog steeds af waarom ik dat toen niet ook heb gedaan. Het resultaat nodigde niet uit om verder te tekenen, maar toch ben ik door gegaan. Achteraf ben ik daar erg blij mee. Elke tekening is weer een uitdaging om hem beter te maken dan de vorige tekening. Betere materialen helpen daar zeker bij, met alleen 1 potlood en 1 vel papier kun je mooie dingen maken, maar betere materialen mogen niet ontbreken bij het maken van een echte portrettekening. Hieronder staan een aantal tekeningen die ik de afgelopen jaren gemaakt heb.

Albert Einstein
Marilyn Monroe
Bob Marley
Audrey Hepburn

The difference between science and pseudoscience


Before we try to find out what the difference is between science and pseudoscience, it is good to know why it is important to know the difference.
Scientific theories are used in defining new theories, to get a better understanding of the world and in argumentations in daily life, but the most important and practical things are the actions we take based on, what we believe is scientific knowledge. When we do not discriminate pseudoscience from science, we might take actions based on pseudoscientific knowledge. This may cause dangerous situations. Thus it is very important to have some sort of gradation in how much value you can set on a determined theory and statements that are made due to this theory. The distinction science-pseudoscience is a discrimination that can be used for this purpose.
Another important question that needs to be answered is whether or not there are more kinds of science than just science and pseudoscience and whether pseudoscience itself is a kind of science. The question implies that there is also such thing as non-science, something can be not scientific. An example: If two people agree to meet at a certain place and time, both can assume that the other person will be there at that place at that time. It is not scientific knowledge but an agreement among those two people. Another example is religion. Followers of a particular religion make statements about how things work, but they do not pose it as science.
The opposite of non-science is science. That at itself can be divided in two subgroups.
The most important group is good science; this is the core of science. The second group is bad science or sloppy science, the difference with good science is the bad implementation of experiments or wrong conclusions that are taken out of experiments and theories. The most important part of bad science is that it unintentionally gone wrong. The scientist tries to ‘do’ good science but fails.
Pseudoscience is part of non-science but has a narrower meaning. This implies that pseudoscience meets more features than non-science. It is very difficult to formulate a definition that includes all pseudosciences. Hansson made two definitions that can be used in combination with the first definition that pseudoscience is a form of non-science:
(2) it is part of a non-scientific doctrine whose major proponents try to create the impression that it is scientific.
(2’) it is part of a doctrine that conflicts with (good) science (Hansson 1996)
These definitions are not very useful; they say what pseudoscience is in relation to (good) science. But do not make clear what the difference exactly is. It does not make clear what (good) science is and how pseudoscience conflicts with (good) science.
Now we have established which place pseudoscience takes in the whole meaning of science, we can take a look at the difference between good science (further named as science) and pseudoscience. When we speak of demarcation it implies there is a strict separation between these two forms of science. Looking at the literal meaning of the word that is true. The question is whether we can say that a research program or theory is in total scientific or pseudoscientific. There are no research programs that have absolutely no signs of pseudoscience; in all its many aspects it is unlikely that all the experiments, theories, conclusions, etcetera, are pure scientific. Otherwise it is unlikely that a research program meets all characteristics of pseudoscience. So between pseudoscience and science there is a grey area where the different types of science take place. Pseudoscience and science are the boundaries of the area which none of the sciences can reach. The difficulty in this matter is when to define something as science and when as pseudoscience. It is more a matter of degree than strict separation.
Now we have concluded that al sciences have characteristics of both science and pseudoscience, it is time to discuss in which characteristics science and pseudoscience differ. Because there are many types of sciences and pseudosciences and every kind of science and pseudoscience has its own features, it is not easy to point out which features make a type of research a science or a pseudoscience. There are some rough demarcation criteria that are generally accepted on how to separate pseudoscience from science, but to get a detailed picture it is necessary to look at research programs individually.
As stated before, there are some criteria that can be used to identify pseudoscience. In the following paragraphs some of these criteria are being discussed. (Anonymous 2008)

Falsificationism
Falsificationism means that it is possible to falsify a theory. Someone can claim that a particular theory is true and thus scientific. But if it cannot be falsified and thus no evidence in favour of or against the theory can be obtained, the claim that it is a science is false. But otherwise, when a claim can be falsified it doesn’t mean that the claim is scientific. It is not clear when the hard core is falsified. This is called logical falsifiability. Another form of falsifiability is methodological falsifiability. It is a much stronger argument for a theory to be pseudoscientific. Because a theory always is an approach of the truth, a theory cannot predict everything right. With experiments a theory can be falsified. The problem with this criterion is that it is not clear when a theory is falsified and should be rejected.

Problem solving
In Kuhns view, ‘In normal science, the scientist’s activity consists in solving puzzles rather than testing fundamental theories. In puzzle-solving, current theory is accepted, and is required to define the puzzle. (Kuhn 1974) A scientific theory is never completely true, scientists try to approach the truth in their theories. Because this theory is not equal to the truth it is inevitable that they encounter problems sooner or later. In a typical scientific theory, scientists try to find a solution within the theory for the problems by adjusting the theory. When a theory does not encounter problems or the problems are not mentioned as needed to be solved, thus the theory is not changeable, it can be marked as pseudoscientific. But also in this demarcation, it is not sufficient to separate pseudoscience from science. 

Scientific progress
Another demarcation criterion is the one of Lakatos (1981). As shown above, problem solving is an important process in science. When a problem is solved, the theory will be adjusted. The new theory solves more problems than the previous theory. A successful scientific research program knows a series of new theories, each of them explain more phenomena than the previous theory. In many pseudosciences there is no progress, sometimes a theory is adjusted but does not solve more problems than the previous theory.
Using a single criterion is not sufficient for demarcating science and pseudoscience. As stated before, to get a detailed picture it is necessary to look at theories individually because none of the pseudoscientific theories meets all criteria. It does not mean if a theory meets one of the criteria, it is a pseudoscientific theory, if it meets a lot of these criteria it is more likely to be pseudoscientific. There are a lot more signs to identify pseudoscience. A few examples: Do the scientists have a critical attitude towards the theory? Are they willing to test the theory and accept falsifications? Are they open for alternative theories and is there theory embedded in other currently accepted theories? With these criteria you can say something seems pseudoscientific and give a gradation to it, but to say that it is pseudoscience is dangerous. What makes it extra complicated is the fact that science is not timeless.

Timeless or not?
Will a science always be a science and a pseudoscience always will be a pseudoscience? If the demarcation from pseudoscience and science is timeless, it means that something that is now science, always will be science. But science at itself is not timeless, science evolves. New theories are made, new discoveries are done. The characteristics of a science or a pseudoscience discussed above change over time. For example scientific progress can fluctuate, if at a given point there is no progress in a research program, it can be classified as pseudoscientific, but that does not mean that it always will be pseudoscientific, progress can be developed at a later time. When something is marked scientific because it is the best theory for a particular phenomenon among others, it does not mean it always will be scientific, better theories can be made in course of time. It does not mean that if something was called scientific earlier and pseudoscientific now, it actually always was pseudoscientific. With the knowledge available in the past it really was scientific then, it is only not scientific in the present. This shows that the demarcation of pseudoscience and science is not static but a dynamic process.

Bibliography
- Anonymous (2008). "Science and pseudoscience",  the Stanford Encylopedia of Philosophy

- Hansson, Sven Ove (1996). “Defining Pseudoscience”, Philosophia Naturalis, 33: 169–176

- Kuhn, Thomas S (1974). “Logic of Discovery or Psychology of Research?”, pp. 798–819 in P.A. Schilpp,
  The Philosophy of Karl Popper, The Library of Living Philosophers, vol xiv, book ii. La Salle: Open Court.
   
-
Lakatos, Imre (1981). “Science and pseudoscience”, pp. 114–121 in S Brown et al. (eds.) Conceptions of Inquiry: A Reader London: Methuen

Caro Emerald

Een portrettekening van een aantal maanden geleden van Caro Emerald. Ongeveer 8 uur aan gewerkt, getekend op A3-papier met HB-9B potloden. Later plaats ik nog ouder werk op deze blog.